De familie “Sieroversche” kwam oorspronkelijk uit het bisdom Osnabrück, waar hun voorouders sinds 1233 als dienstmannen (Ministerialen) bekend stonden onder de naam “von Drele”. Ze hadden enige voogdijrechten over het klooster Bersenbrück, waren Burgmanner in Quackenbrück en zegelden in deze hoedanigheid tussen 1340 en 1343 oorkonden met een wapen van een wiel met zes spaken. Als gevolg van een vete met de Ridders von Stempel uit Rieste raakten de leengoederen van de familie von Stempel zwaar beschadigd. Om de schade aan de leenheer "het Kathedraal kapittel" te compenseren, belastte de Kathedraalvicaris “Johannes von Drele” op 25 januari 1348 zijn Meierhof (Municione Habitacionis), bestaande uit de Hoofdhoeve en 4 Kotters in Rieste, met een lening van 70 mark met het recht om deze binnen 12 jaar terug te betalen. Zowel zijn zoon, de Ridder “Christian von Drele” in 1363, als zijn kleinzoon “Johannes von Drele genaamd Druste” (De Vste) in 1382 konden deze verplichtingen niet nakomen. Daardoor verviel het bezit van hun leengoed als Dienstman aan het geslacht von Stempel en werd het geslacht teruggezet in het recht als Kolonaat (boeren- of pachtersrecht) over hun Meierhof in Rieste. Opvallend hierbij is wel dat Johannes von Drele 13 mark betaalde aan het Domkapittel om zijn wapen vereeuwigd te zien in de zuilengalerij van de Domkerk onder het beeld van de Heilige Jacobus Minor.
In 1403 wordt Johannes zijn zoon “Kerstien (Christen) tor Oves” genoemd als "Vollerbe" (Eigenerfde) in het belastingregister van de Ridderkommende Lage. Vanaf dit moment tot de secularisatie van de kloostergoederen in 1810 behoorde de familie "Zur Oeveste" als kolonaten tot de Orde van Sint-Jan (Malta) in Lage; Familieleden fungeerden elke zes jaar als lekenrechter in de boerengemeenschap van Rieste. Ze beheerden als Heren- of Scholtenboeren (Großbauern) een boerderij van 12 hectare met het eigenerfdenrecht in de algemene boerenmarke van 6 hectare met vier eigen huisjes. Zijn nazaat "Christijan Hermans Karssen" (zur Overste) emigreerde in 1772 als boerenarbeider en werd hiermee de stamvader van de Nederlandse geslachten; "Sireuversche, Zuroverste, Sieroversche, Suroverste en Suuroverste". In Nederland werkte de familie tot de 20e eeuw voornamelijk als turfschipper. Bron oa: Max von Spießen; Wappenbuch des Westfälischen Adels (Buch 2)/Tafel 101 https://de.wikipedia.org/wiki/Johann_Heinrich_zur_Oeveste
GENEALOGIE
I. Johannes de Drele, geboren ca. 1188 in Drehle en overleden tussen 1233 en 1240 te Drehle. In 1233 genoemd als Ridder en Vazal van de Bischop van Osnabruck, welke zijn huis in de Neustadt gelegen aan de Bischoppelijke Visbeek te Osnabruck voor 20 mark verkoopt aan de Begijnen. Dit huis is naast het huis van de Ridder Ludolf von Gesmold gelegen. Uit deze oorkonde blijkt dat hij tot een gemeenschappelijk geslacht (Sibbe) met de families; von Knehem, von dem Bussche, de Bramche, Budde en von Holte behoorde.
Zijn zoon:
a) Christiaan von Drele, volgt II.
II. Christian von Drele, geboren ca. 1210 te Drehle en overleden ca. 1263 te Drehle. Hij volgde zijn vader op als Dienstman op de Villicus Drehle, welke uit 3 hoeves bestond. In 1240 genoemd als ridder van een vrije hoeve te Drehle welke uit het Bischoppelijk tafelgoed van de Curia Ankum is vrij gemaakt. In 1260 schenkt hij samen met zijn achterleenheer de Graaf van Bentheim de tienden uit hoeves te Bersenbruck, Boclo, Westrup en Hastrup aan het Klooster Bersenbruck, welke zij van de Bischop van Osnabruck in leen hielden. In 1262 verkoopt hij samen met zijn zoon Herman de tienden uit hun hoeve aan het Klooster Bersenbruck.
Zoon:
a) Herman von Drele, volgt III.
III. Herman von Drele, geboren ca. 1236 in Drehle en overleden ca. 1283 te Drehle. In 1262 verkoopt hij samen met vader Christian de tienden uit hun hoeve aan het Klooster Bersenbruck In 1263 werd hij genoemd als een Klerk van het zogenaamde „Kolner Sprengel”, dit wil zeggen een klerk van het Aartsbisdom Keulen. In 1279 en 1280 genoemd als een Officiales (dienstman) van het Klooster Bersenbruck.
Zonen:
a) Arnoldus von Drele, volgt IV.
b) Rudolf von Drele, geboren ca. 1264 te Drehle. Op 8 juli 1305 genoemd als hij een jaarlijkse rente van 12 penningen aan de Kannuniken van Bramsche tot zielenheil van zijn moeder “Christine” en zijn agnaat “Amelon(g) (von Holte)” schenkt. Uit deze schenking blijkt dat zijn grootvader in mannelijke lijn uit het geslacht von Holte stamt.
IV. Arnoldus de Drele, geboren ca. 1263 te Drehle en overleden ca. 1337 te Quackenbruck. In 1298 genoemd als getuige te Essene. In 1309 genoemd als Burchtman van Quackenbruck met zijn broer Rudolf, welke tot taak hadden om vanuit hun Hof de Burcht Quackenbruck en het Noordland te verdedigen. In 1350 genoemd als overledene als zijn zonen Johannes en Werner met het Hof te Quackenbruck beleend zijn. Zijn zoon Heinrich volgde echter reeds in 1338 op in het leen van het Hof te Quackenbruck, waardoor wij het jaar van overlijden in 1337 mogen plaatsen. In 1340 zegelde zijn zoon Heinrich met een wapen met het Osnabrucker Wiel met 6 spaken.
Zijn zonen:
a) Christian von Drele, geboren ca. 1286 te Quackenbruck.
b) Heinrich von Drele, geboren ca. 1288 en overleden 1349 te Quackenbruck.
c) Johannes von Drele, volgt V.
d) Werner von Drele, geboren 1292 te Quackenbruck.
V. Johannes von Drele, geboren ca. 1290 te Quackenbruck en overleden ca. 1358 te Quackenbruck. In 1317 en 1319 genoemd als Domvicarus (Koster) van Sint Johannis te Osnabruck. Op 15 juni 1327 samen met zijn broers; Christian, Heinrich en Werner en Johann Kudde genoemd als vijanden van de knappen Dietrich en Johann Stempel te Rieste. De aanleiding hiervan betreft waarschijnlijk de toe-eigening van her erf Kudde (Maltkasten in Rieste) door de broers Stempel waardoor er een vete ontstaat en er door de broers zware schade aan de goederen van de familie Stempel worden verricht. Als Osnabrucker Dienstman in het Nordland zegelt hij in 1343 met zijn wapen; het wiel met 6 spaken van Osnabruck. Op 25 januari 1348 belast hij zijn goederen; 4 boerderijen en de onderhorige kotten te Rieste voor 70 mark met het recht van terugkoop binnen 12 jaar en hiermee de schade aan de goederen van zijn vijanden aan het Domkapitel te betalen. In 1350 samen met zijn broer Werner genoemd als leenman op het Borgmansleen te Quackenbruck, welke van hun vader Arnoldus von Drele en hierna van hun broer Heinrich was geweest. In 1359 genoemd als overledene, als zijn vrouw Ermegardis Cannen von der Vechta, haar morgengave uit het vaderlijk- en broederlijke erfdeel van haar man zijn hof te Quackenbruck ontvangt.
Zijn zoon:
a) Christian de Drele, volgt VI.
VI. Christian de Drele, geboren in ca. 1320 te Osnabruck en overleden ca. 1381 te Rieste/Bramsche. In 1359 blijkt hij de ridderslag ontvangen te hebben als hij als Heer, Vazal en Achterleenman op de Versterkte Hoeve (Municione Habitacionis) in Rieste (de Stätte Oveste in Rieste), in leen van Ridder Arnoldus von den Brochues genoemd word. In 1363 blijkt dit een leen te zijn van de Heren von Stempel en word Christian als Vazal van de Bischoppen van Osnabruck nog steeds als achterleenman genoemd, dit wil zeggen dat hij als Dienstman was beleend naar het boeren- of pacht leenrecht en hiermee geclassificeerd werd naar het 6e Heerschild.
Zijn zonen:
a) Johannes Druste, volgt VII.
b) Werner von Drele, geboren ca. 1352 te Rieste/Bramsche. In 1382 genoemd als Knape beleend met de Helmich Heckets Stelle (Heckert) in Bramsche. In 1390 voogd over de kinderen van zijn wijlen broer Johannes Drele en zijn goederen in Lastorpe en Badbergen waarop zijn neef Arend het als mahnleen (pachtgoed) houd.
VII. Johannes Drele alias Druste (der Vste, der Veste),
Geboren ca 1350 te Rieste en overleden voor 1390 in Rieste. In 1382 genoemd als achterleenman op de Veste (Municione Habitacionis) in Rieste (de Stätte Oveste in Rieste), in leen van de Heren von Stempel. In het jaar 1384 genoemd als één van de Hoofdmannen aan de zijde van Osnabrucker Bischop Dietrich von Horne, betrokken bij de overval op het Maltezer Ridderhuis te Lage waardoor het gehele Maltezer Riddercomplex verwoest werd.
Zijn zonen:
a) Arend Drele, geboren omstreeks 1375 te Rieste/Bramsche.
b) Kerstien (Christian) tor Oves, volgt VIII.
c) Hermann tor Oves, Hermann, geboren ca. 1380 te Rieste/Bramsche. In 1403 pachter van de Volle hoeve Klein Oves in Rieste, groot 35 acres en 23 acres markegrond.
VIII. Kerstien (Christian) tor Oves, geboren ca. 1378 te Rieste/Bramsche en overleden ca. 1457 te Rieste/Bramsche. In 1403 genoemd als een Volle Erf Cynspachter (Kolone) op de hoeve Groot Oves in Rieste, groot 46 acres en 23 acres markegrond.
Zijn zonen:
a) Hermann thor Ovesse, volgt IX.
b) Hanneke (Johannes) thor Ovesse, geboren ca. 1411 te Rieste. In 1459 Volle boer op de hoeve Klein Ovesse in Rieste.
IX. Hermann thor Ovesse, geboren 1418 te Rieste en overleden ca. 1502 te Rieste. In 1456 onder de vermelding „Knape“ als hij als Klager naar voren komt in een rechtzaak tegen de Ridders Johann en Giseke von Stempel, die nadat zij een nieuw Kasteel hadden gebouwd zich zonder toestemming markegronden van Rieste hadden toegeeigend. In 1459 genoemd in het Viehschatzregister (belasting op vee) als Kolone op de hoeve Groot Ovesse met als veebezit: 9 paarden, 2 veulens, 20 koeien, 10 runderen, 22 varkens en 48 schapen. In 1460 genoemd als schildknaap die vecht onder het Commando van Ridder Johann von Stempel, om de hoeve Bunke te Rieste/Bramsche te verdedigen tegen de ruiterij van Ridder Gerard Blom. De laatste vermelding vinden wij in het jaar 1484 als hij als Dienstmann van St. Jois Bapt. Lagensis in een oorkonde het recht ontvangt om een familiewapen te dragen; Von Rot und Blau gespalten; rechts zwei silberne Rautenbalken (der obere bestehend aus einer halben und zwei ganzen Rauten, der untere aus zwei ganzen und einer halben); links ein silberner Schlüssel. Auf dem rot-silbern bewulsteten Helm ein wachsender silberner Greif, die roten Flügel belegt mit den zwei Rautenbalken, in den Krallen eine rote Kugel haltend. Hij huwde omstreeks 1459 met Grete Iding te Rieste.
Zijn zoon:
a) Hencke tor Ovesz, volgt X.
X. Heinrich (Hencke) tor Ovesz, geboren ca. 1461 te Rieste en overleden omstreeks 1530 te Rieste. Gehuwd omstreeks 1506 met Anna. In 1512 genoemd als Erfpachter van de hoeve Groot Ovesz in Rieste op het Kopfsteuerregister, waarbij hij 28 schilling moet betalen. Uit dit kopfsteuerregister blijkt hij van de 90 families die een bijdrage moeten betalen, hij tot de eerste 5 hoogst aangeslagen families behoord en hiermee tot de bovenlaag van zijn boerengemeenschap.
Zijn kinderen:
a) Arndt thor Ovest, volgt XI.
b) Johann tor Ovest, in 1533 pachter van de hoeve klein Ovesz.
c) Grete tor Ovest, gehuwd in 1550 met Lampe zu Eilerding.
XI. Arndt (Kersten) thor Ovest, Arndt ook wel Kersten genaamd werd geboren omstreeks 1507 te Rieste en is overleden op 6 Oktober 1581 te Rieste. Gehuwd omstreeks 1531 met Margaretha (Grete) Richtering te Rieste, welke op 4 februari 1594 is overleden. Op 23 februari 1591 word Gredte zur Oberst als weduwe van “Kersten zur Ovest” samen met haar zoons; “Arndt”, “Johann, voogd van Neuenkirchen en “Heinrich” genoemd als “vrijen”. Zij was een buitenechtelijk kind uit de familie “von Stempel“. Als Erfpachter (Kolone) op de hoeve Groot Ovest in 1533 genoemd in het Viehschatzregister met; 13 koeien, 12 runderen, 20 schapen, 26 varkens en 9 paarden. In 1542 vinden wij hem onder de eerste vier hoogstaangeslagenen uit de 42 belastingbetalers in Rieste van het Turkensteuer register, dit was een belasting welke geheven werd voor de Strijd tegen de Turken en welke was gebasseerd op de omzet uit een bedrijf. In 1577 vinden wij hem vermeld als de Landsheerlijke Eendenvanger (Kooiker) en mogen wij ervan uitgaan dat hij reeds de 65 jaar was gepasseerd. De functie van Kooiker was namelijk een erebaan welke een dienstman na 65 jarige leeftijd uit mocht oefenen als dank voor zijn trouwe diensten. Hierdoor verwierf hij ook het recht om aan te zitten op de maaltijden op het Kasteel van de Maltezer Ridderorde bij speciale festiviteiten. Eveneens zal hij net als zijn nakomelingen gediend hebben als Schepen en Ambtman gezien zijn belening met het ereambt als Kooiker.
Zijn kinderen:
a) Heinrich zur Oeuerst, geboren 1536 te Rieste. In 1591 pachter van de hoeve “Richtering” te Rieste, waar ook zijn moeder verblijf hield.
b) Johann zur Oeuerst, volgt XIIa.
c) Kersten zur Oeuerst, volgt XIIb.
d) Rathke zur Oeuerst, geboren 1542 te Rieste.
e) Anna zur Oeuerst, geboren 1544 te Rieste. Gehuwd met zum Ullenkamp.
f) Gredtke zur Oeuerst, geboren 1546 te Rieste. Gehuwd met zu Lykamp.
g) Trine zur Oeuerst, geboren 1548 te Rieste.
h) Dalle zur Oeuerst, geboren 1550 te Rieste. Gehuwd op 23 februari 1591 met de erfopvolger op de Grothen hoeve.
XIIa. Johann zur Oeuerst (zur Oeveste, Wessen/Wissen, Osteresch, Ossendorp, Winner/Wiemar), geboren 1538 te Rieste. Gehuwd met Hille Winner uit het dorp Drehle. Geboren omstreeks 1538 te Rieste en overleden in het jaar 1606. Voogd van Neuenkirchen. In het jaar 1583 samen met zijn broer Carsten benoemd als Mahlman (Dienstman) van het Maltezer Ridderhuis in Lage. In 1588 vinden wij Johann Winner als medeeigenaar van land uit naam van zijn vrouw in Groot Drehle. Op 23 februari 1591 is hij reeds Voogd van Neuenkirchen als hij samen met zijn moeder Gredte zur Oberst, weduwe van “Kerstien” (Arndt) en zijn beide broers “Arndt” (Kersten) en Heinrich, garant staat voor de 12 jarige pachtovereenkomst van hun zuster Dalle zur Oeuerst op de “Grothen” hoeve te Rieste. Alle drie broers onder de vermelding dat zij de “vrijheid” bezitten, hiermee aangevend dat zij “vrije pachtboeren zijn in tegenstelling tot de horige pachtboeren van het ridderhuis Lage. In 1593 volgt zijn zoon “Heinrich” hem op als pachter van de hoeve “Osteresche (Ostendorpe)” onder toestemming van zijn oom “Carsten zur Oeuerste” aangezien het behoord tot oudergedeelte van de hoofdhoeve “Karsten zur Oeveste”. In 1596 genoemd in het heksenproces van "Hermann Schwechmann", onder de vermelding dat hij de Scholte “Johann zum Ossendorp” had geholpen met toverspreuken en kruiden om zijn dieren te genezen. In ditzelfde heksenproces zien wij dat de voogd probeerde te beargumenteren om de aangeklaagde vrij te spreken omdat er meer mensen in het land waren die in de veronderstelling leefden dat zij de hekserij machtig waren en dat het hierbij voornamelijk mensen waren die zwak waren van verstand. Ondanks dit pleidooi werd “Schwechmann” door de Bisschop van Münster schulden bevonden en werden de dienstmannen van Vechta opgeroepen om volgens protocol (heksenverbranding) het recht uit te voeren. Hiernaast besliste de Bisschop van Münster dat de in het district Vechta woonachtige personen van zowel Geestelijke als Wereldlijke stand die ook in het proces van "Hermann Schwechmann" genoemd zijn onderzocht moeten worden of zij zich schuldig hadden gemaakt aan hekserij en mocht dit het geval zijn, zij eveneens dezelfde straf zouden moeten ondergaan. In 1599 blijkt Johann de functie van Voogd niet meer uit te oefenen als hij op de vrije hoeve (Nordt)Wisch in Rieste woont, welke een belangrijke rol speelt als het jaarlijkse wedstrijdterein van het Koningschieten. Door dit bezit gebruikt “Johann” ook de namen "Wissen” en “Wessens". In 1606 geeft zijn zoon “Heinrich” de pachtboerderij “Osteresche” (klein Oveste) terug aan zijn oom “Carsten” en neemt de boerderij "Wisch" van zijn vader over, waaruit wij kunnen concluderen dat “Johann” in dat jaar overleden is. Hoewel het merendeel van de Hekserij processen uit Osnabruck uit de late 16e eeuw door vuur zijn verbrand en wij slechts fragmentarisch het effect hiervan op “Johann” zijn leven in beeld krijgen, kan men concluderen dat het proces van 1596 hem onder de aandacht bracht van de Heksenjagers in zijn regio. Van de hekserijprocessen welke na zijn dood hebben plaats gevonden, vinden wij soms zijn naam nog genoemd. In 1 van deze processen vinden wij zijdelings vermeld hoe “Johann” en zijn broer “Carsten” in het jaar 1591 vochten in de fronlinie van de Slacht om Gehn in Bramsche en hoewel zij meerdere malen waren geraakt, zij door bleven vechten of er niets was gebeurd. In weer een ander proces werd genoemd hoe een getuige had gezien dat de oude “scholte Johann” het bos in was gewandeld, maar dat er alleen een wolf weer uit was gekomen. De suggestie lijkt duidelijk; Johann beschikte over toverkracht om gewone kogels te kunnen weerstaan en zichzelf in een wolf te veranderen. Uiteindelijk in een Hekserijproces uit het jaar 1615 werd letterlijk benoemd hoe de aangeklaagde “Kleinkamp” ongeveer 10 jaar geleden samen met zijn hulp, de nu overleden scholte von Neuenkirchen “Johann Ossenkamp”, magie hadden gebruikt om te veranderen in een weerwolf en zij gemeenschappelijk kalven, ossen en schapen hadden gebeten. Hoewel het zinloos lijkt dat de autoriteiten nog steeds bewijslast aan verzamelen waren tegen “Johann”, die door zijn dood onschendbaar was geworden, konden helaas zijn nakomelingen niet hetzelfde zeggen. Twee van zijn nakomelingen Mareke Otting, geborene "Wimmer" en Ludeke Wenner verloren in 1636 en 1637 hun leven omdat zij schuldig werden bevonden aan Hekserij. Mogelijk dat als gevolg van de hoge juridische kosten en vermoedelijk om zelf weer bescherming te vinden, verkocht hun vader “Heinrich” zijn vrije rechten in 1645 en begeeft zich in de Horigheid van de Maltezer Commanderij Lage te Rieste. Uit zijn nageslacht de families; “(Dietrich) zur Oeveste“ in Nieder Sachsen en “Zuroveste“ in de Verenigde Staten.
XIIb. Kersten (Arndt) zur Oeuerst, Kersten, ook wel Arndt genoemd werd geboren omstreeks 1540 te Rieste en is overleden voor 23 mei 1621 te Rieste.Gehuwd omstreeks 1565 met Anna Nenkrogh (Neukrug) uit de Stickfort Familie in Rieste. Erfpachter (Kolone) op de hoeve Groot Oeuerste te Rieste, hiernaast dienstman van het Ridderhuis Lage en Landsheerlijke Eendenvanger. Op 23 augustus 1582 genoemd als Mahlman (Dienstman) van het Ridderhuis Lage als hij voor het gerecht als aanklager verschijnt voor de zaak tegen Henrick Bartschen, deze was de verschuldigde pacht aan het Ridderhuis niet nagekomen. Op 27 januari 1583 wordt hij samen metz in broer Johann hernieuwd benoemd in de functie van Mahlman. Op 11 maart 1583 verlegd hij de aflossing van het geleende bedrag welke hij op het overlijden van zijn vader op 11 oktober 1581 is aangegaan met Jacob von Stempel voor nog 2 jaar, totaal 30 Thaler. Dit bedrag zal door hem gebruikt zijn om de erfpacht opvolging te kunnen voldoen. Op 19 februari 1587 doet zijn broer Heinrich zur Oeuerst het verzoek aan het Ridderhuis Lage om zijn gehele vermogen (het betreft hierbij o.a. een tuin ter waarde van 10 Thaler) aan de minderjarige kinderen Arndt en Heinrich van zijn broer Kersten, tegen de verplichting van zorg voor eten en drinken omdat hij zwak en ziek is. Op 28 februari 1587 volgt een uitspraak van het Ridderhuis tegen het verzoek; Heinrich zur Ouerst moet met zijn moeder op de oude hoeve van Johann Richtering blijven en deze trouw en ijverig in leen bewaren zoals ook Johann Richtering dit gedaan had. Anders gezegd Heinrich moest niet zoveel klagen maar beter zijn best doen om de hoeve in stand te houden, wel ontvangt hij als een soort steun hiervoor maandelijks 3 Thaler en 3 schilling. In 1589 moet Castenne tho Overst 5 thaler en 8 schilling Viehschatz betalen en is hiermee vergelijkbaar met de belastingplicht die normaliter alleen aan de Scholten of Meyer families word opgelegd. Hoewel zijn naam niet voorkomt op de lijst van ca. 120 namen, is hij samen met zijn broers in het jaar 1591 aanwezig zijn geweest op het Slachtfeld tussen Bramsche en Uffeln, waarbij een leger van 900 boeren probeerden om de Spaanse Soldaten uit hun land te houden en waarbij 300 boeren gedood werden (zie onder Johann zur Oeuerst, XIIa). Op 23 februari 1591 als “Arndt”, zoon van Gredte zur Oberst en haar overleden man Kersten zur Ovest, samen met zijn broer’s Johann, voogd van Neuenkirchen en Heinrich als “vrij” genaamd. Als gevolg van dit verlies werd het dorp Bramsche en het omringende land geplunderd. Op 24 januari 1593 vind er een overeenkomst plaats tussen de broers Johann en Karsten zur Oeueste inzake de aftreding van Johann van het erf op de Osteresche en zijn recht op levenslange bewoning van het Leibzuchthause voor een bedrag van 20 Rijks Thaler en 1 Scheffel Saatland en deze in pacht overgegeven heeft aan zijn zoon Heinrich. Carsten stemt toe in deze erfopvolging en herkent zijn neef Heinrich als pro tempore bezitter van dit erf aan. Dit aftreden van Johann uit het Leibzuchthaus en zijn nieuwe pacht op de hoeve Wissche zal te maken hebben met het overlijden van zijn moeder, zoals blijkt uit een akte van 4 februari 1594 als hij zich garant stelt voor de schuld van 70 Rijks Thaler aan Jacob von Stempel van zijn overleden moeder. Dit blijkt eveneens uit een akte van 30 maart 1595 waarin Cerstien zich als zoon van de overleden Greten zur Oeuest zich garant stelt voor de schuld van 30 Rijks Thaler aan Jacob von Stempel wegens ontvangen pensioen en op 25 maart 1599 hiernaast nog 70 Thaler extra opgenomen heeft. Tussen 1601 en 1603 vinden wij Cristen zur Ovest en zijn vrouw Anna vermeld op het Kopfschatz Register en worden zij aangeslagen voor het bedrag van 3 thaler. Op 31 maart 1603 krijgt Cersten zur Ueuerst de toestemming om 100 Rijks Thaler van Jacob von Stempel voor verplichte rente 3 Jaar op te nemen. In 1611 krijgt Cersten zur Oeuest toestemming om 100 Thaler op verplichte rente van de Meier zu Vorenfelde op te nehmen. Op 24 januari 1606 wederom een verdrag tussen Johan zur Oeueste en zijn broer Cersten wegens het aftreden van Heinrich zur Oeueste uit het Erf te Oster Esche en het Leibzuchthaus voor 20 Thaler en 1 scheffel Saet landes. Op 23 mei 1621 vind er een vergelijking plaats tussen Anna zur Oeuest, haar broer Heinrich Nenkrogh en Jorgen Stickfurt over de hoeve te Stickfordt. Deze vergelijking over het erfrecht op de Stickfort heeft te maken met het overlijden van haar man Cersten, de erfopvolging van haar zoon op de voorouderlijke hoeve en het aftreden van de weduwe uit de hoeve zur Oeveste.
Zijn kinderen:
a) Arndt zur Oeueste, volgt XIII.
b) Heinrich zur Oeueste, geboren ca 1584/1585 te Rieste.
c) Elsche zur Oeueste, geboren 1597 te Rieste. Gehuwd 17 juni 1627 met Beckers.
XIII. Arndt (Kerstien) zur Oeueste, geboren ca. 1585 te Rieste en begraven op 20 februari 1674 te Bramsche als Arend thor Aveste. Gehuwd op 29 mei 1621 met Maria Catharina Enkelstroth te Rieste. Erfpachter op de hoeve Kersten zur Oeueste en Schepen en Landsheerlijke Eendenvanger te Rieste. In 1627 ontving hij de verplichting tot de bewaking van de grens van het Ridderhuis Lage aan het Wittefeld en hiermee ook de verplichting om de sluitboom te openen en af te sluiten. Door al zijn functies als dienstman en de hiemee samenhangende nauwe band met het Ridderhuis Lage, verkreeg hij over 1 van de onderhorige hoeves vrijheid van belasting en vrije jacht- en visrechten op 0,3 hectare van zijn land. Eveneens als Kerstien zur Oeueste in 1627 voogd over zijn zus Elsche zur Oeueste als zij huwt met de erfopvolger van de hoeve Beckers. In 1628 was hij betrokken als Musketier (landesschuetze) bij het gevecht aan de Lager brug, waarbij men probeerde om de Nederlandse Kavalarie tegen te houden in de diefstal van Paarden uit Rieste. Tijdens dit gevecht verloren 18 personen hun leven. In 1639 werden alle Paarden op de hoeves te Rieste door het Keizerlijke Leger gestolen. In 1649 werd de huidige hoeve zur Oeveste (tegenwoordig Schutte) door hem gebouwd, nadat de voorgaande door de 30 jarige oorlog zodanig was vernield dat herstel niet meer mogelijk was. Op 26 april 1651 legde hij een schuld van 100 Thaler op zijn hoeve zodat zijn dochter „Grete“ kon opvolgen als erfpachtster op het Haus zu Rieste en betaalde eveneens 20 Thaler voor haar vrijheid van de gebondenheid aan het ouderlijk erf. Eveneens werden haar nog als bruidschat; 4 paarden, 4 koeien, 4 ossen, 8 varkens, het zaad voor 3 hectare Rogge en Haver, meubelstukken en kleding meegegeven. Gezien de totale schuld die reeds op de Hoeve aanwezig was als gevolg van de 30 jarige oorlog, is het onvoorstelbaar dat een vader dit zijn dochter meegeeft en hiermee de erfopvolger op het ouderlijk hof een begin onmogelijk maakt. De vraag die hiermee open blijft is waarom onze voorouder een dergelijk groot belang stelde in de leenopvolging van zijn dochter op het Huis te Rieste. Het mogelijke antwoord zit misschien verscholen in de Strijd om erfopvolgingen op het Huis te Rieste door de Bastaarden van Jacob en Bruno von Stempel, die omstreeks deze tijd zijn hoogtepunt heeft. De vraag zou dan kunnen zijn op welke wijze onze familie verwant is aan een dergelijke Bastaard, welke dan in de vrouwelijke lijn gezocht zou moeten worden. Mogelijk dat het antwoord te vinden is bij onze voormoeder Grete Richtering, die zoals wij gezien hebben net als haar zonen van Jacob von Stempel gemakkelijk een lening verkregen zonder dat deze na de aflossingsperiode ingelost werd. In het jaar 1655 vinden wij de hoeve Carsten thor Oveste vermeld op het Viehschatzregister met; 3 paarden, 4 koeien, 5 runderen, 9 varkens en in het weduwe goed 4 koeien. In 1659 zijn dat 3 paarden, 1 veulen, 6 koeien, 4 runderen, 7 varkens en in het weduwengoed 1 paard, 3 koeien en 1 rund, er is dus sprake van een kleine aanwas. Wat opvalt in deze opsomming van de veestapel, is dat er totaal geen schapen meer genoemd worden. Terwijl dit voorheen toch 1 van de specialisaties van dit bedrijf was. In 1661 blijkt het bedrijf zich zover hersteld te hebben dat het word gewaarschuwd bij de schapentelling voor overstal, terwijl er maximaal 52 schapen geoorloofd zijn. In 1667 vinden wij hem vermeld als belastinginner van het Ridderhuis te Lage “Greve Kehsens” en blijkt dat zijn ondergeschikte hoeve “Covern” vrijgesteld te worden van belasting.
Zijn kinderen:
a) Geesske Zur Ouverste, gehuwd in 1648 met Lubertus Dierking, welke zich enige tijd naar zijn vrouw “zur Ouverste” noemde. Haar man overleed in 1668 waarna zijn vrouw verschijnt als weduwe. Uit hun huwelijk de kinderen: Johannes, Arnoldus Abel en Maria Catharina Dirking.
b) Margarete (Grete) zur Oeveste, werd sinds 1651 erfpachtster van het Huis te Rieste.
c) Johann Arndt Karsten (Christian) zur Overste, volgt XIV.
XIV. Johann Arndt Karsten (Christian) zur Overste, geboren omstreeks 1641 te Rieste en overleden op 24 mei 1695 te Rieste. Gehuwd in 1668 met Hilke Wibbeling te Alfhausen. Erfpachter op de hoeve Carsten zur Oferste. Dienstman van het Ridderhuis Lage in de functies van Schepen, Mahlman, Grensbewaker, Belastinginner en Landsheerlijke Eendenvanger (Kooiker). Zijn vrouw overleed in het jaar 1710. Volgens de familie legende had Christian een speciale band met zijn Heer Johann Jacobus von Palant, waardoor hij en zijn vrouw werden geschilderd op de kosten van hun Heer. Volgens dezelfde legende hadden hij en zijn Heer meer een familiare omgang met elkaar dan een Heer/Dienaar verhouding omdat zijn Heer een speciale interesse in hem stelde nadat hij zijn vader opgevolgd was in 1674. In die tijd had de voorouderlijke hoeve zoveel schulden uitstaan en was nog steeds herstellende van de schadelijke gevolgen uit de oorlog. Christian dacht dat hij er niet in zou slagen om het bedrijf weer te herstellen. Zijn heer had echter vertrouwen in hem en gedroeg zich als een oudere Oom die hem met advies en steun bijstond. In minder dan 10 jaar lukte het Christian om alle uitstaande schulden af te betalen en weer een Economisch goed lopend bedrijf te stichten. In 1693 vinden wij zijn vermelding als hij deelneemt aan het Schuttersfeest en hierbij optreedt als Korporaal van het Ridderhuis. Eveneens word hij in dit jaar benoemd als de Landsheerlijke Eendenvanger (Kooiker) en mogen wij concluderen dat hij van andere dienstbaarheden verder was ontheven.
Zijn zoon:
a) Johann Heinrich Karsten zur Overste, volgt XV.
XV. Johann Heinrich Karsten zur Overste, geboren in de Oogstmaand van 1669 te Rieste. Overleden zijnde 60 jaar op 11 september 1729 te Rieste en begraven 13 september 1729 te Bramsche. Hij is gehuwd te Rieste op de zondag na Pinksteren in het jaar 1695 met Margareta Catharina Wibbolts, dochter van de Koster van Lage; “Dietrich Wibbolts” en voor de 2e maal in 1699 met Anna Adelheid Jacobs zu Drehle, geboren 1679 te klein Drehle als dochter van Johann Jacobs zu Drehle en Ancke Depenbrinck. Overleden 27 februari 1753 op de hoeve “Carsten zur Oeveste” in Rieste. Erfpachter (Kolone) op de hoeve Carsten zur Overste in Rieste en dienstman van het Ridderhuis Lage. In 1723 werd hij in naam van de Gemeente tot Schepen van Rieste benoemd.
Zijn kinderen:
a) Friederich zur Oveste, geboren 1697 te Rieste.
b) Johann Arend Hermann zur Overste, volgt XVI.
c) Anna Adelheid zur Overste, gehuwd 11 juni 1731 met Johann Henrich Berend Friederich Thesing te Bramsche. Overleden 4 oktober 1793 te Rieste.
d) Henrich Jacob von der Oeveste, gehuwd op 28 augustus 1741 te Neuenkirchen met Catharina Maria Thesing, Weduwe van Hermann Henrich Severinghaus.
e) Margarethe Marie zur Oeveste, geboren 1720 en overleden 4 augustus 1804. Gehuwd op 4 november 1749 met Gerdt Henrich Kottmann.
XVI. Johann Arend (Hermann) zur Overste sive (genaamd) Hülsmann, geboren in 1702 te Rieste als zoon van Johann Carsten zur Oveste en Anna Adelheid zu Drehle. Overleden 4 februari 1771 te Rieste. Gehuwd op 9 november 1732 met Anna Margaretha Klancker, weduwe Hülsmann. Dochter van Johann Hermann Klancker en Anna Margaretha Schütte, geboren april 1704 te Rieste en overleden 13 september 1764 te Rieste. Vermoedelijk was dit voor Johann ook zijn 2e huwelijk. Erfpachter (Kolone) op de hoeve Carsten zur Overste en na het overlijden van zijn moeder en het huwelijk en de erfopvolging van zijn zoon werd hij erfpachter van de hoeve Hülsmann te Rieste. In november 1745 had hij last van de veepest en bad hij tot God om hem hiervan te verlossen. In het jaar 1752 moest zijn zoon 75 Thaler betalen voor de erfaftreding van zijn vader aan het Ridderhuis Lage en nogeens 145 Thaler zodat zijn zoon kon opvolgen in het erfrecht van zijn vader. Volgens de familie legende waren Hermann en zijn vrouw Anna twee zeer dominerende type’s, sterke karakters wat vaak tot onenigheid en strijd binnen het gezin voerde. Vaak was een discussiepunt in de strijd de uitleg over de Bijbel en hoe men deze diende toe te passen binnen het gezin. Hun kinderen zelf hadden totaal geen zeggenschap over hun eigen leven, zij hadden geen eigen keus in hun toekomst en hadden te vertrouwen in de keuze en mening van hun ouders.
Zijn zonen:
a) Johann Henrich zur Oeveste, gedoopt 18 september 1730 te Rieste. Gehuwd op 17 oktober 1752 in Bramsche met Maria Adelheid Idings. Uit zijn nakomelingen de familie‘s zur Oeveste, Zuroveste en Zuroeveste in de Verenigde Staten. Hij volgde op in het erfrecht van zijn vader op de hoeve Carsten zur Overste
b) Johann Christian Hermann (Christijan Hermans Karsten) zur Overste, volgt XVII.
c) Catherina Adelheid zur Oeveste, gedoopt 26 december 1740 te Rieste. Overleden 29 maart 1795 te Hesepe. Gehuwd 14 november 1758 te Bramsche met Balthasar Henrich Buncke.
XVII. Christijan Hermans Karsten (zur Overste), geboren op 24 juni 1734 te Rieste en overleden in de Lente van 1777 in het Bourtanger Moor. Volgens de legende was hij op reis naar zijn familie in Rieste om zijn geinvesteerde geld in de voorouderlijke boerderij op te eisen, maar zou in het Westerwald door een Roversbende vermoord zijn. Gehuwd voor de Lutherse Kerk te Hoogezand op 9 Februari 1772 met Aaltje Jans Rasp (Oevermans), dochter van Jan Pieters Rasp en Aaltje Warners Obermans. Van beroep was hij Keuterboer aan de Kalkwijk in Hoogezand en landarbeider van de familie Stokdijk. Zijn vrouw is op 21 april 1823 overleden op de Kalkwijk te Hoogezand. In Duitsland was het sinds 1722 de wet dat de jongste zoon zijn vader op zou volgen op de ouderlijke hoeve, terwijl de oudere zoons zelf maar moesten zien op welke wijze zij op een eigen boerderij zouden opvolgen. Vaak werd een dergelijke mogelijkheid reeds door de Ouders geregeld doordat zij met een andere boer zonder mannelijke nakomelingen afspraken maakten over een toekomstig huwelijk van hun zoon en zijn dochter.
Kinderen:
a) Aaltje Karstens, gedoopt 31 januari 1773 te Hoogezand. Volgens de familielegendes werd zij Marketenster die met Leger van Napoleon meetrok en later met een rijke officier is gehuwd.
b) Harm (Herman) Kristijaanst Zuroverste, volgt XVIII.
XVIII. Harm (Herman) Kristijaanst Zuroverste, geboren op 13 maart 1774 in Hoogezand en gedoopt 27 maart 1774 in de Lutherse Kerk te Sappemeer. Hij is gehuwd op 29 april 1810 voor de Hervormde Kerk van Hoogezand met Jantje Hindriks Mulder uit Veendam. Hij is overleden op 13 februari 1855 in Hoogezand. Hij was werkzaam als boerenarbeider op de boerderij van Geert Emanuel Lutke Stokdijk in Hoogezand en bezat daar ook een keuterboerderij op het adres letter E 22 aan de Kalkwijk te Hoogezand. Daarnaast draaide hij ook diensten als scheepsjager voor de trekschuit van Martenshoek naar Groningen. Volgens de familielegende had hij de gewoonte om voordat hij aangifte deed van de geboorte van zijn kinderen eerst 2 glazen jenever te drinken wat de reden zou zijn van de diverse spellingen van de familienaam onder zien kinderen zoals; Suroversche, Sireuversche, Sieroversche en Zuroverste.
Zijn kinderen:
a) Christiaan Sireuversche (Suuroverste), volgt XIXa.
b) Trijntje Suroversche, geboren 27 augustus 1817 in Hoogezand. Gehuwd op 11 februari 1841 met Geert Leinga en voor een 2e maal op 29 september 1855 met Berent Jager in Hoogezand. Zij was turfschipper van beroep.
c) Aaldrik Zuroverste, geboren 3 april 1820 in Hoogezand. Gehuwd 31 december 1851 met Grietje Hamster en op 1 november 1884 met Willemtje Smit in Wildervank. Overleden 26 juni 1891 te Stadskanaal. Van beroep Turfschipper te Stadskanaal.
d) Hindrik Sieroversche, volgt XIXb.
e) Aaltje Suroverste, geboren 21 juni 1825 in Hoogezand. Gehuwd 23 mei 1850 met Jan Nijmands. Overleden 22 januari 1873 in Hoogezand.
f) Marchien Suroverste, geboren 14 oktober 1831 in Hoogezand. Gehuwd 22 mei 1856 met Jan Venema.
XIXa. Christiaan Sireuversche/Suuroverste, geboren 21 juni 1812 te Hoogezand. Gehuwd 29 oktober 1836 met Elisabeth Edes Heyes in Hoogezand. Overleden 30 maart 1893 te Hoogezand. In het begin van zijn huwelijk was hij nog werkzaam als boerenarbeider bij de familie Stokdijk, hij zou later echter samen met zijn broer "Hindrik Sieroversche" de trekschuit nummer 2 van Groningen naar Martenshoek exploiteren waaraan ook het gebruik van herberg "de Gouden Koe" in Martenshoek was verbonden (later cafe Bontekoe). Terwijl zijn broer "Hindrik" vooral de trekschuit exploiteerde, beheerde Christiaan vooral de Herberg waar ook scheepsbenodigdheden gekocht konden worden. Vooral door het beheer van deze Herberg werd hij gezien als 1 van de Notabelen van Martenshoek, die ook eigen personeel in dienst had zoals het dienstmeisje "Antje van Houten". Uit een buitenechtelijke affaire van Christiaan met zijn dienstmeisje werden 2 kinderen geboren; Christina en Jacobus van Houten. Waarbij Jacobus van Houten de bloedlijn (DNA) uit de familie Sireuversche verder heeft gegeven aan Jan Sieroversche (1968-) die via zijn overgrootmoeder van genoemde Jacobus afstamt. Uit zijn wettig huwelijk werden meerdere kinderen geboren, echter wil ik hierbij alleen even de zoon "Edo Suuroverste", geboren 20 oktober 1853 te Nieuwolda noemen. Deze zoon huwde op 12 juni 1875 met Pieterke ter Veer en overleed 24 januari 1918 in Hoogezand. Vanaf zijn huwelijk nam hij het beheer van cafe "de Bontekoe" in Martenshoek over en vinden wij hem vaak vermeld onder de notabelen in zijn dorp. Aan het leven van Christiaan en zijn broer Hindrik zijn verschillende legendes verbonden.
XIXb. Hindrik Sieroversche, geboren 2 december 1822 in Hoogezand. Gehuwd op 9 december 1855 met Elisabeth Kwant in Haren. Hij is op 23 maart 1907 in het Academisch Ziekenhuis van Groningen overleden. Zoals hierboven reeds vermeld staat was hij samen met zijn broer "Christiaan" uitbaters van de trekschuit nummer 2 van Groningen naar Martenshoek waaraan ook het gebruik van herberg "de Bonte Koe" in Martenshoek was verbonden. Hierbij nam Hindrik het beheer over de trekschuit voor zijn rekening. Omdat de huur hiervan vooraf voldaan moest worden, monsterde Hindrik ook op grotere zeilschepen aan om het geld aan de Provincie Groningen te kunnen betalen, terwijl op die momenten vooral zijn broer Christiaan de trekschuit zelf bediende.
Zijn kinderen:
a) Harm Suuroverste, geboren 1 april 1856 in Wildervank. Gehuwd op 25 juni 1881 te Slochteren met Sjoukje Schuit. Overleden 6 juli 1932 in Groningen. Van beroep was hij turfschipper op de schepen "Soli Deo Gloria" en "Hoop op Zegen" en daarnaast turfhandelaar. Uit zijn nakomelingen de familie "Suuroverste" in Nederland.
b) Engelina Sieroversche, geboren 6 februari 1858 in Haren, Gehuwd 4 september 1881 met Eildert Vinkenborg.
c) Jantje Sieroversche, geboren 3 augustus 1861 in Haren, Gehuwd op 22 oktober 1881 met Roelf Meijer.
d) Hendrik Sieroversche, geboren 10 september 1864 in Haren.
e) Christiaan Sieroversche, volgt XX.
g) Bougina Sieroversche, geboren 10 februari 1871 in Haren en aldaar overleden op 10 december 1871.
XX. Christiaan Sieroversche, geboren 27 juli 1868 in Haren en overleden na 1892 in Brazilie. Gehuwd te Groningen op 20 januari 1889 met Elziena Hummel, dochter van Jan Hendriks Hummel en Trijntje Roorda. Zijn vrouw is overleden op 11 juni 1942 in Groningen. Hoewel haar zoon Jan Sieroversche, geboren op 8 juni 1898 te Groningen niet de zoon is van haar man zoals DNA dit ook bewezen heeft (het biologische vaderschap is de Amerikaan James J Kirk uit New York toe te schrijven), werd hij wel geboren onder het wettelijk huwelijk van zijn moeder. Werd bij een gehuwde vrouw een kind verwekt door een man die niet haar echtgenoot is, dan waren de vrouw en haar echtgenoot van rechtswege de oficiële ouders naar het aloude rechtsbeginsel sola mater est quaedam, alleen de moeder is zeker. Ook voor Jan zijn kleinzoon Jan Sieroversche, geboren 3 februari 1968 te Groningen is het rechtsbeginsel "sola mater est quaedam, alleen de moeder is zeker" hierbij van toepassing. Desalnietemin heeft deze kleinzoon via zijn vaderszijde wel een bloedband met Christiaan Sieroversche, aangezien zijn betovergrootvader Jacob van Houten (Sireuversche) als neef van Christiaan aangemerkt moet worden. Zie hiervoor bij Christiaan Sireuversche XIXa. Omstreeks 1892 werd Christiaan opgenomen in het Ziekenhuis van Rio de Janeiro in Brazilie, vanaf dat moment ontbreekt van hem ieder spoor. Wel is bekend dat hij in Brazilie omstreeks dezelfde tijd een zoon verwekt heeft met de naam Henrique Suerroverste, welke in Pelotas gehuwd is met Elfride Baath. Uit deze zoon de families Sumberecki, Sieeroverst, Suerroverste en Sierroverst(e) in Pelotas Brazilie.
Christina van Houten, dochter van Christiaan Sireuversche.